De bel gaat. Ik loop vanuit mijn coachingsruimte naar de voordeur. Daar staat een grote man. Ik doe de deur voor hem open en krijg een ferme handdruk. Hij bezoekt nog even het toilet, terwijl ik koffie voor hem maak. “Zwart, mag wel een beetje sterk”.
Hij zou graag wat minder last hebben van zijn eeuwige geldingsdrang schreef hij me in een mail. Als leidinggevende is hij er goed in om zijn medewerkers te stimuleren tot presteren. Maar ze vinden hem ook ontoegankelijk. “Ik zie het mezelf de hele tijd doen”, zegt hij. Hij heeft een indrukwekkende donkere zware stem. “Dan denk ik man man man, doe toch eens even rustig, maar toch doe ik het iedere keer weer op dezelfde manier.”
“Je kan een hoop hebben, volgens mij”, zeg ik. “Ja”, zegt hij met een brede grijs, waar iets van trots in lijkt te zitten. “Hoe heb je dat zo geleerd?” vraag ik hem. Hij snuift een hap lucht naar binnen, doet zijn armen over elkaar. “Tja, nogal jong geleerd om mijn eigen boontjes te doppen hè.” Hij zucht. “Ik weet wel waar het vandaan komt hoor”, zegt hij. En dan begint hij aan een soort opsomming van zijn levensverhaal. Hij praat alsof er bullets voor zijn korte zinnen staan. “Moeder altijd ziek, vader veel weg en ik moest mezelf maar zien te redden.”
“Hoe oud was je, toen je besloot dat je het alleen moest doen?” “Pfffff….”, zegt hij en hij draait zijn ogen weg. “Ik weet niet beter.” “Dus jij kan het heel goed alleen oplossen.” “Ja, heel goed.” “Dat heeft je vast geen windeieren gelegd.” “Nee, dat klopt.” “En wat is de prijs die je daarvoor betaald hebt?” Hij is lange tijd stil en zegt dan aarzelend: “een gebrek aan geborgenheid denk ik.” “Dat kan ik ook niet goed aan medewerkers geven”, vervolgt hij. “En wat doe je als jij geborgenheid krijgt?”, vraag ik. Hij kijkt me aan alsof hij me niet heeft verstaan. “Hoe doe je dat nu met mij?” “Met de geborgenheid hier.” “Jij krijgt ervoor betaald.” “Dat klopt”, zeg ik. “Dus?” Hij haalt zijn schouders op. “Dus dat telt niet?” Hij lacht een harde bulderlach. “Nee, dat telt niet.” “Dus ik kan je maar beter niet een al te warm welkom bieden hier, want dan vertrouw je het voor geen meter. En dan kom je nooit meer terug”, zeg ik met een glimlach. “Zou zo maar kunnen”, antwoord hij een beetje uitdagend. Ik ben even stil. En dan begint hij te vertellen.
“Zeg je weleens auw?” vraag ik. “Haha, nee nooit…”
“Ik weet nog dat ik vijf was, ik woonde toen tijdelijk bij mijn opa en oma, omdat mijn moeder te ziek was om voor me te zorgen en ik was in mijn eentje onderweg naar school. Ik kwam ik erachter dat ik mijn broodtrommeltje was vergeten. Ik zat helemaal in zak en as, omdat ik de hele dag dan niks te eten zou hebben. Maar ik ging ook niet terug.” Hij pakt zijn koffie en neemt een grote slok.
“Auw”, zeg ik. Hij kijkt me aan, trekt zijn wenkbrauwen op, recht zijn rug en doet zijn armen over elkaar. “Auw”, herhaal ik. “Tja.” “Zeg je weleens auw?” vraag ik. “Haha, nee nooit…”
Wil je ook stappen zetten in je leiderschap of persoonlijke ontwikkeling? Bekijk dan ons aanbod.
Ik vertel hem dat we vier basisemoties hebben. Bang, boos, blij en bedroefd. Die kunnen verschillende gradaties hebben en daar hebben we verschillende woorden voor. Boos gaat van lichte irritatie tot razernij, bang gaat van lichte nervositeit tot blinde paniek etcetera.
“Ik ben nooit bang”, zegt hij resoluut.
“Welke van die vier vind je het lastigst?” vraag ik. “Bedroefd denk ik.” “En wat doe jij als je bedroefd bent?” “Dan trek ik me terug en dan los ik het op.” “Welke vind je nog meer lastig?” “Blij”, zegt hij. “Waarom blij?” “Omdat blij ook heel dichtbij komt.” “Wie komen er heel dichtbij jou?” “Niet zoveel mensen”, antwoord hij. “Nou ja, mijn vrouw en kinderen soms wel een beetje”. “En bang en boos?” “Ik ben niet zo snel boos”, zegt hij. “Tot ik echt boos ben. “En dan?” “Dan ontplof ik.” “En bang?” “Ik ben nooit bang”, zegt hij resoluut.
Ik pak een klein krukje uit een hoek van de ruimte. “Als je je voorstelt dat dat jongetje van vijf hier zou zitten. Dat jongetje dat zijn broodtrommeltje was vergeten.” Hij kijkt naar het krukje. “Wat zou je tegen hem zeggen?” vraag ik. Zijn ogen glinsteren en snel bedekt hij zijn gezicht met zijn grote handen. “Dat het goedkomt”, zegt hij dan zachtjes. “Maar dat is niet waar.”
Hij wrijft in zijn ogen, recht opnieuw zijn rug en herpakt zich. Hij kijkt me strak aan en zegt: “ik wist wel dat jij zou gaan prikken.” “Kwam je daar ook voor?” vraag ik. “Waarschijnlijk wel”, zegt hij en er volgt weer een bulderlach.
“Ik zit tegenover een man met een groot gepantserd hart.” Hij knikt. “Dat is heel effectief om kwetsing te voorkomen. En ooit was dat waarschijnlijk de best denkbare oplossing.” Hij kijkt me aan en zegt dan: “Ja, maar de houdbaarheidsdatum is nu wel verstreken”.
“Het is heel goed om je hart ook te kunnen pantseren zo nu en dan”, zeg ik. “Maar het is wel fijn als je ook in staat bent om te verbinden. Anders wordt het misschien wel een tikkeltje eenzaam.” Zijn gezicht kleurt een beetje en hij zucht.
“Dat kan ik niet”, zegt hij. “Verbinden.” “Volgens mij klopt het meer als je zegt: ik word daar heel bang van.” Hij grijnst verlegen, alsof ik hem zojuist op iets stiekems betrapt heb. “Ik ben niet zo goed in kwetsbaarheid.” “Daar word je denk ik ook heel bang van.” “Ja”, zegt hij, “dat zou wel kunnen.”
“Ik ben eenzaam én ik kan contact maken.”
Ik vertel hem over een oefening die ik ooit in een coachopleiding moest doen. We moesten door de ruimte lopen, tot we een groepsgenoot tegenkwamen. Daar ging je dan tegenover staan en dan moest je je naam zeggen en de zin uitspreken: “Ik ben eenzaam én ik kan contact maken.” Toen de trainers de oefening uitlegden, vond ik het superstom. Daar stond ik dan: “Ik ben Anne, ik ben eenzaam én ik kan contact maken”. Het is inmiddels bijna tien jaar geleden. En die oefening is me altijd bijgebleven. Er zijn soms momenten waarop ik mezelf er helemaal van kan overtuigen dat er echt niemand voor me is. Zelfs in gezelschap. Of misschien wel juist in gezelschap. Dan word ik overspoeld door eenzaamheid. Dan verstrakt mijn lijf, gaat mijn kin omhoog en mijn oplossing is dan om mezelf ervan te overtuigen dat ik ook niemand nodig heb. Maar dat is natuurlijk een leugen. En die stomme oefening herinnert me er dan weer aan dat ik ook in staat ben om contact te maken. Dat het allebei waar is. En dat het tegelijk kan bestaan. Eenzaamheid én het vermogen om contact te maken.
Waar loop je tegenaan?
Deel het met ons, verhelder je vraagstuk en onderzoek wat een passende vervolgstap is. Dat doen we met liefde. En kosteloos.
Ik adem nog een keer diep in, leg mijn hand op mijn bovenbeen en beweeg dan heel langzaam, millimeter voor millimeter mijn hand richting de zijne.
“Mag ik een oefening met je doen?” vraag ik. Hij beweegt zijn hoofd wat naar achteren en stemt toe. Ik schuif mijn stoel wat dichter naar hem toe. Zijn kin trekt hij nu nog wat verder terug. “Een oefening in verbinding maken.” Hij kijkt me aan en knijpt zijn ogen wat samen. “Je houdt me goed in de gaten hè?” vraag ik. Hij glimlacht en knikt. “Ik beweeg mijn hand zometeen heel langzaam naar je toe. En ik wil jou vragen om hetzelfde te doen. Net zolang tot onze handen elkaar raken.” Ik adem diep in en neem de tijd om mijn billen stevig op de stoel te voelen. “Het is geen gymoefening”, zeg ik. “Natuurlijk ben je in staat om je hand naar de mijne te bewegen, maar dat is niet waar het over gaat. Het is een onderzoekje naar hoe jij dat doet, verbinding maken. Wees maar nieuwsgierig naar wat je lijf je daarover vertelt.” Hij trekt zijn wenkbrauwen weer op en ik moet even verduren dat hij deze oefening waarschijnlijk net zo stom vindt als ik die oefening over eenzaamheid en contact maken destijds.
“Het zweet loopt over mijn rug”, zegt hij hoofdschuddend.
Ik adem nog een keer diep in, leg mijn hand op mijn bovenbeen en beweeg dan heel langzaam, millimeter voor millimeter mijn hand richting de zijne. Zijn hand blijft liggen op zijn schoot. Zijn ogen schieten heen en weer van mijn hand naar mijn ogen. Ik zie dat zijn ademhaling stokt. “Merk je hoe je stopt met ademen?” vraag ik zacht. Hij perst zijn lippen op elkaar en knikt. Hij ademt traag in dan komt zijn hand heel voorzichtig in beweging. Ik voel de spanning in mijn maag en ik merk hoe ook mijn ademhaling steeds stokt. Er verschijnen hele kleine zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd. Onze handen komen steeds dichterbij elkaar, tot ze elkaar aanraken. Hij kijkt me aan, de spieren in zijn gezicht ontspannen wat en zijn ogen vullen zich met tranen. Ik ben diep geraakt door het verlangen in zijn blik. Het verlangen van een jongetje van vijf. Zo zitten we nog even, terwijl onze handen elkaar raken. “Adem dit maar in”, zeg ik tegen hem. Hij neemt een wiebelige hap lucht. Het is even stil en dan vraag ik: “hoe was dit om te doen?” “Doodeng.” “Vond ik ook”, zeg ik. “Het zweet loopt over mijn rug”, zegt hij hoofdschuddend.
Intimiteit is de ervaring van nabijheid en verbondenheid tussen twee of meer personen. Het maakt je deelgenoot van elkaars bestaan. Je vertrouwt je aan de ander toe en laat de ander zich aan jou toevertrouwen. Voor mensen die -om welke reden dan ook- jong hebben geleerd om op eigen benen te staan, is het later in hun volwassen leven vaak een enorme klus om weer opnieuw te leren om werkelijk te verbinden met anderen. Heel jong besloten ze om het alleen te doen. En daar zijn ze dan ook heel goed in geworden. Het worden meestal superzelfstandige individuen, niet zelden leiders, met een groot vermogen om te presteren. Hun angst hebben ze vaak al jong leren wegslikken. En het is dan ook niet gemakkelijk om die weer toe te laten. Zeker niet wanneer het gaat over de angst om een ander weer dichtbij te laten komen. De eenzaamheid is in het contact met anderen vertrouwd geworden en intimiteit roept direct angst en wantrouwen op. Het vergt dan ook veel moed om deze diep ingesleten patronen stapje voor stapje weer wat open te breken. En om met het lood in je schoenen, je hart in je keel en het zweet dat over je rug loopt weer te oefenen met verbinding maken. Vaak wachten we dan het liefst tot we niet meer bang zijn. Maar dan kan je lang wachten. We denken vaak dat we iets niet doen, omdat we bang zijn. Maar meestal zijn we bang, omdat we het nog niet doen.
Mooie vragen om jezelf eens te stellen: Hoe ga ik intimiteit in het contact met anderen uit de weg? Hoe heb ik dat geleerd? Wat levert dat me op? Welke prijs betaal ik ervoor? En wat heb ik (van mezelf) nodig om me weer echt te verbinden met anderen?
Alle blogs/artikelen zijn geplaatst met toestemming van de hoofdpersoon.