“Ik twijfel niet aan mijn kwaliteiten”, zegt ze tijdens het intakegesprek. “Maar wel of ik hier wel op mijn plek zit.” Ze is er een jaar uit geweest, met een burn-out. Tijdens dat jaar heeft ze intensieve therapie gehad. Dat heeft goed geholpen, maar de twijfel is gebleven. Ze kreeg kort na haar reïntegratie een nieuwe functie als senior. “Ik vraag me steeds af of het wel terecht is dat ik hier zit, of ik dit wel mag doen.”
Alleen haar naam verraadt dat haar wortels niet in Nederland liggen. “Ze vragen me op mijn werk steeds om mijn levensverhaal meer te gebruiken in mijn werk, maar dat lukt me nog niet.”
Toen ze drie was vluchtte ze met haar moeder en haar zusje vanuit Bosnië naar Nederland. Haar vader bleef achter en volgde 1,5 jaar later. “Ik heb heel erg mijn best gedaan om zo snel mogelijk, zo Nederlands mogelijk te worden”, vertelt ze.
In de therapie die ze kreeg tijdens het jaar dat ze met een burn-out kampte, heeft ze haar geschiedenis veelvuldig aangekeken. “Ik dacht dat ik het allang verwerkt had”, zegt ze, “maar er bleek nog heel veel te zijn waar ik nog over moest rouwen.”
Ze schrijft zich in voor de Masterclass Persoonlijk Leiderschap.
Ze maakt weinig geluid tijdens de eerste trainingsdagen. Ze heeft iets engelachtigs in haar blik. Met haar wenkbrauwen steeds wat opgetrokken, kijkt ze met grote ogen de groep rond. Ze knikt haar mededeelnemers vanuit de kring bemoedigend toe, wanneer die een spannende stap zetten. En ze schenkt ze haar allerliefste glimlach. Ze vraagt weinig van ons als begeleiders. Ze belast ons niet of nauwelijks. Een deelnemer die je als trainer per ongeluk zomaar zou kunnen overslaan. Ze neemt zowel fysiek als in haar aanwezigheid weinig plek in.
“soms vraag ik me af of ik hier wel echt ben.”
Wanneer we tussen oefeningen door iets ophalen van wat de deelnemers uit een oefening hebben gehaald, neemt ze af en toe wel het woord. Ze is dan wel glashelder in de weinige woorden die ze gebruikt. Ze vertelt het gevoel te hebben maar half aanwezig te zijn. En na een oefening over contact maken zegt ze: “soms vraag ik me af of ik hier wel echt ben.”
Tijdens de laatste trainingsdag heeft ze een plakboek meegenomen. Daarin zit een briefje, met daarop het verhaaltje dat ze toen ze zes was in de kerk mocht vertellen. Ze leest het voor: “Ik ben zes jaar en ik kom uit Bosnië. Ik vind het heel fijn hier in Nederland, omdat hier vrede is. Het gaat goed met mij. Ik ben de oorlog al bijna vergeten. Ik wil graag dat het voor alle kinderen vrede is.” Tijdens het voorlezen komt ze meer tevoorschijn dan ik haar in alle voorgaande dagen heb zien doen. Haar stem is helder, ze maakt meer volume en ze maakt meer contact met iedereen om haar heen. Minder jong en engelachtig en meer volwassen.
“Een meisje met een missie”, zeg ik. Ze knikt resoluut.
Ik voel een lichte verlegenheid om met haar aan het werk te gaan. In mijn eigen levensverhaal kan ik inhoudelijk niets vinden dat zelfs maar een klein beetje raakt aan haar verhaal. Toen ik drie was speelde ik onbezorgd in de achtertuin van de nieuwbouwwijk in Doetinchem waar ik opgroeide.
Ik zoek altijd naar hoe mijn eigen geraaktheid me de weg kan wijzen naar een ingang tot een interventie die klopt. Niet omdat ik van daaruit weet hoe het moet. En oplossingen zijn daarin evenmin te vinden. Maar de interactie tussen begeleider en cliënt wordt wel wat eerlijker, als ik er ook met hart en ziel in zit.
En ik weet niets over moeten vluchten voor een oorlog. Ik weet niets over aankomen in een land waar je niet verstaat wat ze zeggen. Ik weet niets over bang dat je niet mag blijven.
Ik weet wel iets over splitsing. Over de noodzaak om belangrijke delen van je jezelf weg te moeten stoppen. Zo doen we dat overigens allemaal. En zo ontwikkelen we onze identiteit. In feite gaat dit werk steeds weer over mensen te begeleiden in het ophalen van wat ze ooit verloren zijn.
En ik weet iets over hoe goed het doet om terug te keren naar je geboortegrond. Over hoeveel meer heel ik me voel sinds mijn geboortegrond weer een wezenlijke plek heeft in mijn leven. Verder gaat iedere vergelijking met haar verhaal daarin mank. Maar zo zoek ik naar een ingang om met haar te werken.
“Wat zou je willen leren?”, vraag ik haar. Ze is even stil en zegt dan: “mezelf in z’n geheel laten zien.”
“Kies eens een groepsgenoot die Bosnië representeert.”
Ze knikt en kiest vastbesloten een vrouwelijke mededeelnemer. Het blijft altijd fascinerend hoe mensen representanten kiezen in een opstelling. Ze kiest een vrouw die jarenlang te maken heeft gehad met ernstig huiselijk geweld. Je zou kunnen zeggen dat ze degene kiest met het meeste verstand van oorlog.
“Geef haar maar een plek”
Ze pakt de vrouw bij haar schouders, duwt haar naar de hoek van de ruimte en zet haar achter de flip over. “Zo”, zegt ze, “doe daar maar.”
“Dat is duidelijke taal”, zeg ik. “Kies nu maar iemand die Nederland representeert en geef die ook maar een plek in de ruimte.”
Ze kiest de grootste man uit de groep. Ze kijkt de ruimte rond. En brengt hem dan het midden van de kring. Naar een plek waar het zonlicht door het dakraam een groot licht vierkant op de grond maakt. Ze zet hem letterlijk in het licht.
Ik vraag haar ook nog iemand te kiezen voor haar moeder en iemand voor haar vader. En ik vraag deze representanten om de beweging van hun lijf te volgen en zelf een plek in de ruimte te kiezen.
De vrouw die haar moeder representeert loopt zonder aarzelen naar de vrouw die in deze opstelling voor Bosnië staat. Ze vlijt haar lichaam tegen dat van de andere vrouw. Zij kijkt ernaar en knikt. “Ja, dat klopt”, zegt ze. De man die haar vader representeert loopt wat langer door de ruimte voordat hij een plek vindt. Hij staat uiteindelijk naast zijn vrouw, maar op iets meer afstand van Bosnië.
“En dan nu de hamvraag”, zeg ik tegen haar. Ze kijkt me verwachtingsvol aan met haar grote ogen. “Waar sta jij?”
Ze loopt door de ruimte. Haar ogen zoeken over de vloer. Alsof ze ergens op de vloer een aanwijzing gaat vinden die haar vertelt waar ze moet zijn. Ze doolt door de ruimte. Dat beeld raakt me. Een zoekend kind dat zich steeds afvraagt waar ze op haar plek is en of ze daar wel mag zijn. Precies zoals het vermoedelijk ooit was. En precies zoals ze dat nu ook op haar werk doet.
Ze loopt langs Bosnië, kijkt en kijkt naar haar ouders, schudt subtiel nee en loopt terug naar de man die voor Nederland staat. “Ja”, zegt ze, terwijl ze naast hem gaat staan. “Zo.”
“Ik ben de oorlog al bijna vergeten”, herhaal ik de zin uit het verhaaltje dat ze voorlas. Ze krijgt tranen in haar ogen. “Een hele hoopvolle leugen van een meisje van zes”, zeg ik. Ze knikt.
“Als je wil leren om jezelf in z’n geheel te laten zien, is er volgens mij maar één manier.” Ze knikt opnieuw en kijkt vanuit de plek waar ze staat naar Bosnië en naar haar ouders. “Je lijf weet al waar het moet zijn”, zeg ik. “Haal Bosnië maar op.”
“Ja”, zegt ze met een zucht, waar opluchting in door lijkt te klinken.
Ik zet het liedje Verlangen van Bram Vermeulen op:
Er is een deel van mij in de Ardennen blijven steken
Een ander stuk ligt in Italië aan zee
Weer een ander deel is in Les Landes gebleven
Ik neem steeds minder van mezelf nog mee
“Topografisch niet helemaal passend”, zeg ik met een grijns. “Maar verder wel.” Ze lacht.
“Loop eens met deze twee landen naar je ouders.”
Met kleine voorzichtige stappen loopt ze richting de hoek van de ruimte waar Bosnië en haar ouders staan. Ze blijft lang staan tegenover Bosnië. Ze draait haar hoofd meisjesachtig schuin en kijkt bijna verliefd naar de vrouw tegenover haar. Ze pakt haar hand en loopt met Bosnië aan haar hand terug naar Nederland. Ik leg de hand van Nederland in haar andere hand en zo staat ze met beide landen hand in hand.
“En dan nu de moeilijkste klus”, zeg ik. “Loop eens met deze twee landen naar je ouders.” “Pfff…”, zegt ze. “Dat is lastig.”
Stap voor stap nadert ze haar ouders. Ik vraag haar om tegen ze te zeggen: “Dit ben ik.” Eerst in het Bosnisch en dan in het Nederlands. Ze klemt haar kaken op elkaar en kijkt naar de grond. “Kijk eerst maar eens links van je”, zeg ik. “En dan rechts van je. En dan naar je ouders.” Dat doet ze. Daarna richt haar lijf zich wat op en zegt ze zacht, maar toch gedecideerd: “Ovo sam ja” en dan “Dit ben ik”.
Bram Vermeulen zingt ondertussen verder:
Zo heb ik als ik daar ben te weinig mee van mij
Zodat ik nooit meer lang kan blijven en ik terug moet naar daar waarvan ik kwam
Om dan thuis te weten dat ik niet kan vergeten
Zo komt alles wat ik achterlaat er als verlangen bij
Ze huilt en lacht tegelijk. “Hoe is dit om te doen?”, vraag ik. “Pijnlijk en bevrijdend”, zegt ze. Ik nodig haar uit om weer in de kring te komen staan. “Kijk eens rond”, zeg ik. Met Bosnië en Nederland nog steeds aan haar zijde kijkt ze de kring rond. Ontroerde ogen kijken haar aan. “Moet je eens zien hoeveel impact je zo hebt”, zeg ik. “Ja”, zegt ze met een vrolijke glimlach.
*Al mijn blogs/artikelen zijn geplaatst met toestemming van de deelnemer/cliënt over wie ik schrijf.