Hoe de plek die je innam in het gezin waar je in opgroeide bepalend is voor hoe je plek inneemt in je organisatie

Schilderij van Rogier Willems

Hij belt me over de mogelijkheden voor een coachingstraject. Hij vertelt me veel over de problemen die er in de organisatie zijn en voegt er aan toe dat hij zoekend is naar zijn rol daarin. Voor het eerste coachingsgesprek plaatsvindt vraag ik hem me per mail een brief te sturen waarin hij me vanuit zijn hart schrijft waar hij tegenaan loopt en welke vragen hij heeft. De mail die hij stuurt lijkt nog het meest op een organisatieadviesrapport. Hij geeft een scherpe analyse van waar de moeilijkheden zitten in de onderlinge communicatie, waar de gaten vallen en hoeveel dat al aan misgelopen opdrachten heeft gekost. Daar waar het in zijn brief wat meer over hem gaat schrijft hij in algemene termen, alsof zijn denkbeelden voor de hele wereld gelden. “Je wilt toch succesvol zijn”, “waardering voor wat je doet is nou eenmaal van belang”. Maar nog nergens gaat het echt direct over hem.

Voor me zit een jongensachtige man. Er is veel spanning in de spieren in zijn gezicht. Hij kijkt alsof hij zojuist ergens heel erg van geschrokken is. Ik heet hem welkom en nog voor ik enig kader aan het gesprek kan geven steekt hij van wal. Terwijl hij vertelt zoeken zijn ogen steeds een vast punt op de grond en maakt hij nauwelijks oogcontact met me. In een lange woordenstroom, waarin hij zichzelf letterlijk nauwelijks adempauze gunt, zet hij nog eens uiteen wat hij me in zijn mail al schreef. Het lijkt er op alsof hij hier meer zit om de organisatie te helpen, dan voor zijn eigen ontwikkeling.

“Waar zal ik beginnen?” vraagt hij. “Doe maar bij het begin”, zeg ik met een glimlach.

Ik hoor hem even aan en dan onderbreek ik hem. “Ik ga even een hele andere afslag met je nemen”, zeg ik. “Vertel me eens iets over het gezin waar je in bent opgegroeid.” Ik maak me even zorgen of hij zich niet afgewezen zal voelen door mijn onderbreking en of hij niet schrikt van deze vraag. Maar hij slaakt een zucht die eerder de indruk wekt dat hij opgelucht is dat ik hem stop in zijn verhaal, dan dat ik hem beledig en hij kijkt me voor het eerst wat langer aan. “Waar zal ik beginnen?” vraagt hij. “Doe maar bij het begin”, zeg ik met een glimlach.

Hij vertelt me dat hij in Nederland is geboren en opgegroeid bij twee Amerikaanse ouders die naar Nederland zijn geëmigreerd. Zijn moeder was verpleegkundige en zijn vader was muzikant. Toen hij zeven was gingen zijn ouders uit elkaar. Ze hielden een vriendschappelijke relatie met elkaar. Hij woonde bij zijn moeder, maar was ook regelmatig bij zijn vader. Zijn moeder kreeg een nieuwe relatie. Daar had hij het moeilijk mee, omdat de nieuwe man van zijn moeder “een echte kaaskop” was. “Wij waren toch een Amerikaans gezin. En voordat mijn moeder een nieuwe relatie kreeg was ik toch een beetje de man in huis.” Zijn moeder overleed een paar jaar geleden.

Hij is vertrokken op de fiets en niet meer teruggekomen.

Toen hij twaalf was is zijn vader plotseling verdwenen. Hij is vertrokken op de fiets en niet meer teruggekomen. Zijn fiets is teruggevonden, maar hijzelf is nog drie maanden vermist geweest. Na drie maanden vonden ze zijn lichaam terug in een rivier. Wat er precies gebeurd is, is nooit duidelijk geworden.

Hij vertelt dit verhaal op dezelfde manier als zijn uiteenzetting over de problemen in het bedrijf waar hij werkt. Alsof ik hem naar de weg heb gevraagd en hij me routeaanwijzingen geeft. “Eindje rechtdoor, dan bij de stoplichten linksaf en dan de weg blijven volgen tot je bij een kruising komt…”

“Wat een verdrietig verhaal”, zeg ik. Hij kijkt me opnieuw geschrokken aan en zegt dan: “ja, nou ja, het is wel fijn dat ze hem uiteindelijk gevonden hebben hoor, anders had je je ook je hele leven afgevraagd of hij misschien niet nog ergens in leven was.”

“Wat een verdrietig verhaal”, zeg ik nog maar eens. “Ja, nou ja, er waren ook fijne dingen hoor”, zegt hij. “Dat geloof ik meteen”, zeg ik. Ik ben even stil en hij ook. Dan zegt hij: “wat ik wel erg vond was dat mijn vader me vlak voor zijn verdwijning had gevraagd om bij hem te komen wonen. Ik wou dat heel graag en mijn moeder steunde me daarin. Maar dat is er dus nooit van gekomen.” Zijn ogen dwalen weer naar het punt op de grond.

“Wat moet je geschrokken zijn”, zeg ik. Zijn geschrokken blik, die ik nu al meerdere keren heb gezien, geeft me het antwoord al voordat hij ja zegt. Vrij plotseling begint hij weer te vertellen over de situatie op zijn werk. Nu spreekt hij wat rustiger en maakt hij wat meer oogcontact met me. En anders dan aan het begin van het gesprek gaat het nu wel meer en directer over hemzelf. Alsof dit deel van zijn levensverhaal er eerst uit moest, voor het werkelijk over hem kon gaan.

Hij werkt zich een slag in de rondte, gaat daarin steeds over zijn eigen grenzen en krijgt steeds maar niet de goedkeuring vanuit de directie die hij zo graag zou krijgen.

Hij werkt meteen onder de directie vertelt hij. En hij heeft sinds kort twee nieuwe medewerkers onder hem gekregen die hij direct aanstuurt. Dat vindt hij lastig zegt hij, omdat voor hem niet meer duidelijk is wat zijn plek in het geheel is. En daar blijft hij maar naar zoeken zegt hij. Hij werkt zich een slag in de rondte, gaat daarin steeds over zijn eigen grenzen en krijgt steeds maar niet de goedkeuring vanuit de directie die hij zo graag zou krijgen. Hij krijgt niet de bevestiging dat hij op het juiste pad zit. De oplossing die hij kiest is om dan maar nog harder te gaan werken, in de hoop dat die bevestiging alsnog komt. Het woord dat steeds terugkomt in zijn verhaal is “zoeken”.

“Je bent alsmaar aan het zoeken”, zeg ik. Nu kijkt hij verbaasd, alsof het heel bijzonder is dat ik dat uit zijn verhaal op kan maken. “Ja, dat is het precies”, zegt hij. “Ik weet soms echt niet meer wie ik nou ben en waar ik hoor”, besluit hij met een zachte stem.

“Met wie deel je dit?” vraag ik. “Eh, nou niet echt met veel mensen”, zegt hij. “Ik zou het er eigenlijk ook eens met mijn vrouw over moeten hebben. Maar ik wil haar hier niet mee belasten. Zij heeft ook een moeilijke tijd achter de rug.”

Dan volgt er ogenschijnlijk out of the blue een nieuw verhaal. Tijdens het vertellen raakt hij helemaal op stoom en zijn ogen glanzen. “Laatst ging ik een eindje fietsen. Ik luisterde naar een podcast van een of andere leiderschapsgoeroe. Niet eens omdat ik het zo interessant vond wat hij te vertellen heeft, maar omdat zijn stem zo op die van mijn vader lijkt. Ik voelde me op een hele fijne manier licht in mijn hoofd en ik had het gevoel dat ik zo door zou kunnen fietsen naar Parijs. Ik ben wel twee uur weggeweest. Toen ik thuiskwam was mijn vrouw heel boos. Ze dacht dat ik maar even weg zou blijven en ze was heel bang dat er iets gebeurd was.”

“Wat heb je haar toen verteld?” “Ik heb alleen gezegd dat ze zich niet druk hoefde te maken”, zegt hij. Ik knik en zeg dan: “misschien was een eerlijker antwoord wel geweest: schat, ik was aan het fietsen met mijn vader.” Er komen tranen in zijn ogen en hij knikt.

“Dus je ging fietsen terwijl je luisterde naar een podcast van een man wiens stem op die van je vader leek. En je overwoog in je fantasie door te fietsen tot je in Parijs was. En je vrouw maakte zich zorgen of je nog wel terug zou komen?” zeg ik, met een bewust suggestieve ondertoon. Hij kijkt me niet begrijpend aan. “Zie je de overeenkomsten met je levensverhaal?”, vraag ik. Ik krijg in eerste instantie een verwarde blik als antwoord en help hem een eindje op weg: “Ooit ging je vader fietsen en kwam niet meer terug. En nu vertel jij me hoe je ging fietsen met zijn stem in je oren en hoe je fantaseerde over heel ver weg fietsen.” De tranen in zijn ogen lopen nu over zijn wangen.

“Zou je je kunnen voorstellen dat hij er even bij is en op deze stoel zit?”

“Zullen we hem er denkbeeldig eens bij halen?”, vraag ik. Ik blijf het altijd eventjes spannend vinden om bij een nieuwe coachee voor het eerst een dergelijke interventie te doen, maar hij knikt en kijkt me door zijn tranen heen vrolijk aan. Ik pak een lege stoel en zet die tegenover hem. “Zou je je kunnen voorstellen dat hij er even bij is en op deze stoel zit?” Voor sommige coachees is dat behoorlijk lastig, maar hij vertelt me dat hij hem zo voor zich ziet zitten. “Stel dat je hem nog iets zou kunnen vragen of zeggen, wat zou het zijn?” Ik heb mijn zin nauwelijks afgemaakt of hij antwoord resoluut: “Doe ik het goed?” We zijn beiden even stil. “Wat zou hij antwoorden denk je?” vraag ik dan. “Ik weet zeker dat hij ja zou zeggen”, zegt hij en hij zucht diep.

“Volgens mij houdt deze vraag je in je werk ook steeds bezig”, zeg ik. “Ja, dat klopt!”, roept hij. Er klinkt een soort opgewektheid in door, die mensen wel vaker lijken te ervaren als de overeenkomsten tussen heden en verleden ineens duidelijk worden, zelfs als het over pijnlijke thema’s gaat. “Alsof je in alles wat je doet zoekt naar je vader.”

“Vaak zoeken we in het hier en nu iets, dat we in onze geschiedenis gemist hebben”, zeg ik. “En dan blijven we maar zoeken.”

“Eigenlijk krijg ik in mijn werk best veel positieve feedback vanuit de directie”, zegt hij dan. “Maar ik blijf er toch steeds naar bevestiging zoeken.” “Vaak zoeken we in het hier en nu iets, dat we in onze geschiedenis gemist hebben”, zeg ik. “En dan blijven we maar zoeken.” Hij knikt nadrukkelijk.

Ik geef hem de opdracht om voor ons volgende gesprek zo af en toe iets in het Engels wil zeggen tegen zijn kinderen, een Engelstalig slaapliedje te zingen, of ze een Engelstalig koosnaampje te geven. En ik vertel hem dat we in ons volgende gesprek wat meer tijd zullen besteden aan waar hij binnen zijn organisatie tegenaan loopt. “Maar soms moet je eerst bewust wat meer van het verleden een plek geven in het hier en nu, voordat er plek ontstaat om aan de slag te gaan met wat er in het hier en nu speelt.”

Verder geef ik hem de opdracht een liedje voor zijn vader te schrijven. Hij schrikt weer en de tranen springen opnieuw in zijn ogen. “Dat heb ik nog nooit gedaan”, zegt hij onzeker.

“Daarom juist”, zeg ik.

Hoe we in het hier en nu plek innemen in het leven, in de organisatie waar we werken, in onze relatie(s) en als vader of moeder in ons eigen gezin, heeft veel te maken met hoe we dat deden in het gezin waarin we zijn opgegroeid. 

Systemen (zoals families, teams en organisaties) kennen een natuurlijke ordening. In families staan vaders en moeders in die ordening bijvoorbeeld boven hun kinderen. Dat wil niet zeggen dat ze beter zijn dan hun kinderen, of meer waard zijn als mens. Wel dat ze een andere plek hebben dan hun kinderen. En bij die ouder-plek horen andere verantwoordelijkheden en taken dan bij de kind-plek. 

Toch ontstaat er in veel systemen een vorm van “plekverwarring”. Wanneer ouders te veel vriendjes willen zijn met hun kinderen bijvoorbeeld, nemen ze hun plek als ouder soms te weinig in en kunnen kinderen wat minder kind zijn. Of wanneer er een ouder jong overlijdt, komt niet zelden een van de kinderen terecht op de ouder-plek. Zoals ook bij de man in dit verhaal het geval is. Niemand kon daar iets aan doen. En het kostte hem ook voor een deel zijn kind-plek. Zoals hij zelf ook zo mooi zegt: “Ik was toch een beetje de man in huis.

”Die ervaring van plekverlies zie je nu heel duidelijk terug in waar hij in zijn werk tegenaan loopt. Hij is zo gewend dat hij de ouder-plek inneemt, dat hij nu te veel taken en verantwoordelijkheden op zich neemt van zijn leidinggevenden, waardoor hij niet toekomt aan het vormgeven van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij zijn eigenlijke plek in de organisatie. Dat zie je al terug in de toon van de e-mail die hij me stuurt. Hij gaat als het ware naast de directie staan, zoals hij ooit naast zijn moeder ging staan, in plaats van er onder. En dat kost hem zijn plek en zijn stevigheid als leidinggevende. En zoals hij (ook in het hier en nu nog) steeds zoekt naar zijn vader en naar een vorm van goedkeuring, zo doet hij dat ook naar zijn eigen leidinggevende. En die leidinggevende in kwestie kan natuurlijk nooit het gemis van de verloren vader goedmaken, hoe hard hij daar ook zijn best voor doet. Dat gemis blijft. Hoe pijnlijk en verdrietig dat ook is. 

We hebben de (onbewuste) neiging om de dynamieken in ons systeem van herkomst te herhalen. We kiezen in het hier en nu de plek die we van huis uit kennen. En we geven invulling aan onze plek zoals we dat jong geleerd hebben. Dat geeft een gevoel van veiligheid, zelfs als het ellende oplevert. Liever bekende ellende, dan onbekend geluk. 

Het kan heel zinvol zijn om eens stil te staan bij welke plek jij had in het gezin waarin je opgroeide. Had je veel plek, of juist weinig? Een bijzondere plek op de voorgrond, of meer een plek op de achtergrond? Was je echt een kleintje ten opzichte van je ouders? Of ben meer naast, of (van binnen) wat boven je ouders komen te staan? Hoe zou je jouw bijdrage omschrijven? Was je de clown, de rebel, de stille, de makkelijke, de verzorger, de troostbrenger? En hoe zie je dat terug in hoe je dat in het hier en nu doet?

Al mijn artikelen/blogs zijn geplaatst met toestemming van de hoofdpersoon.

Waar loop je tegenaan?

Deel het met ons, verhelder je vraagstuk en onderzoek wat een passende vervolgstap is. Dat doen we met liefde. En kosteloos.  

Wil je ook stappen zetten in je leiderschap of persoonlijke ontwikkeling? Bekijk dan ons aanbod.

Geen blogs missen?