In de trainingsruimte stapt een vrouw binnen. Een vrouw met pit. Dat zie je aan alles. Haar passen zijn snel en stevig, haar blik is wakker en haar stem is helder.
Als we de eerste dag van de achtdaagse Masterclass in alle rust openen, zie ik haar steeds onrustiger worden. Ze wiebelt met haar benen en haar ogen worden steeds groter. Haar ogen zoeken rond in de kring. Ze vindt de blik van een mannelijke deelnemer. Ze maken beiden hun ogen nog wat groter en wisselen een ingehouden glimlach uit.
Ik moet even slikken terwijl ik dit aanschouw. De eerste trainingsdag van een traject blijf ik altijd veruit de spannendste vinden. Stapt iedereen echt in? En zo niet, hoe vind ik dan de rust om te verduren dat ik daar bij sommige deelnemers een paar dagen op moet wachten.
Tijdens die eerste dag werken we onder andere met polariteiten. De schijnbare tegenstellingen in onze persoonlijkheid. We splitsen ons als kind af van die delen van onszelf die minder gewenst, of minder passend waren in het nest waarin we opgroeiden. En zo gaan we het doen met halve waarheden.
De deelnemers schrijven drie voor hen belangrijke polariteiten op. Drie kwaliteiten, delen van jezelf waar je altijd op kan vertrouwen. En die je zo dierbaar zijn, dat je bij wijze van spreken nog liever je rechterbeen zou willen missen, dan dat je die delen van jezelf zou moeten opgeven. Daarna schrijven ze op wat daarvan de andere kant is, waarvan ze ooit afgesplitst zijn geraakt.
Vervolgens sturen we ze in subgroepjes uiteen en begeleiden ze elkaar in het lopen van een lemniscaatvorm, een achtje op de grond. Waarbij de ene kant van de lemniscaat de bekende kant van de polariteit vertegenwoordigt en de andere kant, het afgesplitste deel. Dit geeft een fysieke ervaring in hoe het zou zijn om weer toegang te krijgen tot beide kanten. En laat ze ervaren hoeveel weerstand er ontstaat wanneer ze in contact komen met het deel dat ze hebben afgezworen.
Een vrij abstracte en enigszins symbolische oefening, waarover ik toen we het programma maakten, mijn twijfels had. Is dit niet te vaag voor de eerste ochtend?
Terwijl mijn collega trainer Freek Strebe de oefening uitlegt, zie ik dat zij weer een blik uitwisselt met de andere deelnemer die ze bij de opening van de dag ook al opzocht. Ze lacht en rolt met haar ogen. Hij lacht terug en trekt zijn wenkbrauwen op.
Zie je wel, denk ik. We hadden deze oefening er niet in moeten stoppen.
Het is heerlijk weer en de deelnemers doen de oefening buiten. Vanaf de rand van de tuin die grenst aan de trainingsruimte kijk ik naar haar. Zij is aan de beurt. Ze staat met haar armen over elkaar en kijkt ver weg over de velden. Ze beweegt bijna niet.
Ik moet even moed verzamelen om naar haar toe te lopen. Pas als ik vlak naast haar sta zie ik haar betraande gezicht. Ik ben te verbaasd om meteen iets te zeggen. Ze kijkt me aan en trekt een grimas. “Wat een kutoefening”, zegt ze. “Ik dacht, dat doe ik wel even.”
“Wat is daar?” vraag ik, terwijl ik wijs naar de andere kant van de lemniscaat die ze heeft gelopen. “Vechten”, zegt ze. “En waar sta je nu?” “Rust”, zegt ze. “Wat raakt je zo?” “Dat ik dit helemaal niet ken. Ik ben altijd aan het vechten.” Ik knik en leg voorzichtig mijn hand op haar rug. “Goeie ontdekking”, zeg ik. “En ook een beetje pijnlijk.” Ze snikt en ze knikt.
Vechten is de rode draad door haar hele geschiedenis. Haar beide ouders en haar broertje en zusje zijn net zulke vechters. Toen ze klein was, was er altijd strijd. Tot ze op een punt kwam waarop haar vader haar zei: “ik laat jou niet langer ons gezin kapot maken.” Hij zei haar dat ze naar een internaat moest. Ze heeft hem gesmeekt om nog één kans.
Ook op haar werk, waar ze direct onder de directie staat, vecht ze als een leeuwin. De medewerkers die niet dwarsliggen krijgen haar onbegrensde loyaliteit. Maar medewerkers die iets achter haar rug om bekokstoven, kunnen de wind van voren krijgen. De directie loopt met haar weg, maar zij blijft hunkeren naar meer bevestiging. Ze werkt keihard en schrijft in haar eerste mail dat ze “een stukje kalmte mist.”
Patronen ontstaan vaak doordat we kopiëren wat ons is voorgeleefd. Of doordat we een poging doen om het helemaal anders te doen. Een correctief script, noem je dat. Dan doen we een correctie op wat we hebben geleerd. En dan zie je bijvoorbeeld dat uit een nest van vechters, kinderen komen die altijd de harmonie bewaren en geen confrontaties of conflicten aan durven te gaan. Kopiëren of corrigeren dus. En beide varianten zijn uiteindelijk even onvrij. En zo zie je soms broers en zussen die een tegengesteld antwoord hebben gegeven op dezelfde jonge ervaringen.
Wat betreft het vechten is zij dus meer van het kopiëren. Overigens wel met het idee dat zij het helemaal anders doet dan haar ouders. Ze weet wel dat ze altijd vecht. Maar heeft desalniettemin het idee dat dat haar juist veel autonomie geeft. Of je zou ook kunnen zeggen dat ze nog niet ziet hoezeer ze daarin juist vast zit aan haar ouders.
Als het gaat om haar loyaliteit is het meer een correctie op wat ze ooit meemaakte. Daar waar ze als klein meisje zo verraden werd en er niet op kon vertrouwen dat ze mocht blijven, heeft ze besloten dat ze zelf nooit verraad zal plegen.
Waar loop je tegenaan?
Deel het met ons, verhelder je vraagstuk en onderzoek wat een passende vervolgstap is. Dat doen we met liefde. En kosteloos.
Tijdens de eerste dag van het tweede blok wordt het even heel spannend tussen twee andere deelnemers. Een haalt verbaal vrij fel uit en krijgt in de reactie van de ander niet wat ze hoopt. Zij springt tussenbeide en neemt het op voor degene die de uithaal voor haar kiezen kreeg en haalt op haar beurt fel uit naar de andere deelnemer.
Freek legt het even stil en werkt met alle drie de betrokken deelnemers. Waarmee ze alle drie een stap konden zetten in het vastpakken van hun eigen aandeel. Hij laat ze onderzoeken welke ingeslikte verlangens van ooit er nu naar voren komen in de vorm van verwijten over en weer. Toen we het programma schreven gaven we die middag de titel ‘het verwijt als leerlandschap’ en nog voor we goed en wel konden beginnen met het middagprogramma zaten we daar al middenin.
De volgende ochtend krijg ik ’s ochtends rond acht uur twee appjes van haar, verstuurd vanuit het hotel waar ze overnacht tussen twee trainingsdagen door.
Hi Anne, ik zie het vanochtend heel helder. En nu voel ik me heel erg kwetsbaar. Ik dacht altijd dat ik alleen maar heel boos was. Maar ik ben heel erg bang. Dat mensen zien wie ik ben. Ik ben bang dat ze op het werk zien dat ik het helemaal niet kan. Dat vriendinnen zien dat ik geen leuk mens ben. En dat uiteindelijk elke relatie eindig is. Onder een laag boosheid raakt het mij minder, maar na gisteren lijkt het alsof ik mijn zelfbescherming kwijtraak. Ik weet niet wat ik moet doen.
Ik heb altijd een snoeihard oordeel en een mening over anderen en het lijkt wel alsof ik alleen maar goed gedij in ruzies. Wat zegt dat over mij? Het komt op mij heel verknipt over. Wat er gisteren gebeurde klopte van mijn kant ook niet. Ik wist dat Nienke gespannen was en ik heb mijn moment afgewacht om haar verbaal klem te zetten. En daarna heb ik geschuild achter het verhaal dat ik het voor Renée op wilde nemen, wat ook maar voor een deel waar was.
Ik nodig haar uit om vandaag te komen oefenen met het tevoorschijn komen met haar bang zijn. En ik schrijf haar dat we dat stap voor stap gaan doen, dat niet alles in één keer hoeft en dat we er ook plezier mee gaan maken.
Dankjewel. Ik ga nu ontbijten en dan kom ik eraan.
Die ochtend komt Robin van Soolingen een boksclinic geven. Wanneer hij iedereen vraagt om in één zin iets te zeggen over de onderzoeksvraag waar ze tijdens het boksen mee willen werken, zegt zij: “Ik moet geloof ik iets leren over niet meer steeds strijden.” “Je komt iets leren over vrede in plaats van oorlog?” vraagt hij. Zij verschiet van kleur en knikt.
Het is ontroerend om haar te zien boksen. Ze springt alle kanten uit en deelt rake klappen uit. Maar haar ogen staan doodsbang. “Voor iemand die iets wil leren over vrede, sla je wel hard”, merkt Robin op. Ze oefent met de mogelijkheid om een stap achteruit te doen en tegelijkertijd in contact te blijven met de ander, wanneer ze bang wordt. Dat blijkt een heel nieuw perspectief.
Na afloop gaat ze in het gras op de grond liggen. Ik vraag haar of ik naast haar mag komen liggen. Ze kijkt me met grote, jonge ogen aan, die langzaam vol tranen lopen. Haar ademhaling wordt onrustig. Ik vraag haar of ik een hand op haar buik mag leggen. Ze knikt. Voorzichtig leg ik een hand op haar buik. “Adem maar naar mijn hand”, zeg ik. “En probeer me maar aan te blijven kijken.” Haar buik schokt op en neer onder mijn hand en ze huilt met horten en stoten. “Ik wou dat ik jou in mijn broekzak mee kon nemen naar mijn werk”, zegt ze.
In een van de coachingssesies die we inplannen komt ze als een wervelwind binnen. Ze praat snel en op hoog volume. Ik pak twee kussens en leg die op de grond. “Kom eens even liggen”, zeg ik. Ik ga ook op de grond liggen en zij komt naast me liggen. Ze zucht diep en als ze mijn ogen vindt, zijn er direct weer tranen. “Met mij voer je niet meer zoveel strijd”, zeg ik. “Ik krijg vooral je grote loyale hart.”
“Ja, als ik je eenmaal vertrouw, dan doe ik alles voor je. Als jij mij vannacht opbelt omdat je iemand hebt omgelegd, dan kom ik helpen graven, zonder vragen te stellen.”
Ik moet lachen om deze bijzondere uiting van liefde. “Je bent ultraloyaal als medestrijder”, zeg ik. Ze knikt.
Voor het vierde en laatste blok besluit ze om het contact met haar broer te herstellen, die ze al een paar jaar niet meer ziet, omdat hij ooit iets oneigenlijks heeft gezegd tegen haar man. Ik vraag haar hoe dat voor haar is. “Alsof er een groot gat gedicht is”, zegt ze.
“Maar nu heb ik wel een nieuw probleem. Mijn man is net zo’n vechter als ik. En nu ben ik iets nieuws aan het leren over kwetsbaarheid en niet meer de hele tijd vechten, waar hij niks van begrijpt. Wij vechten continu met elkaar.” “En nu?” vraag ik. “Nu ben ik heel bang dat ik hem kwijt ga raken” zegt ze.
Ik vraag haar iemand uit te kiezen die haar man representeert. Ze kiest Freek, mijn collega trainer. Ik zet ze tegenover elkaar. Zij trekt haar hoofd iets naar achteren en strekt haar borstbeen op. “Wacht even”, zeg ik. “Ik ben zo terug.” Ik loop naar de keuken bij de trainingsruimte en pak een scherp mes en een witte handdoek.
Ik stap de trainingsruimte weer binnen en laat haar het mes en de witte handdoek zien. “Een zwaard en een witte vlag”, zeg ik. Ze lacht en kijkt tegelijk angstig. Ik geef haar het mes en de handdoek. “Deze kent hij wel van me”, zegt ze, terwijl ze het mes omhoog houdt.
“Laat hem dan die witte vlag maar eens zien”, zeg ik. Ze legt het mes aarzelend op de grond, terwijl ze hem strak in de gaten blijft houden. Ze pakt het handdoekje met twee handen vast en houdt het met gestrekte armen strak voor zich uit. Freek doet een stap achteruit. “Nu gebruik je het als schild”, zeg ik.
Haar overlevingsmechanisme bestaat uit een of-of concept. Je bent of goed óf je bent fout. Ik vertrouw je wel, óf ik vertrouw je niet. Je krijgt mijn ultieme loyaliteit, of je moet uitgeschakeld worden. Daarmee komt ze nu in een onmogelijk loyaliteitsconflict terecht. Nu zij het contact met haar broer heeft hersteld, voelt ze dat als verraad plegen naar haar man. Als ze loyaal is aan haar man, voelt ze dat als verraad ze haar broer, en indirect zichzelf, omdat zij wel graag contact wil met haar broer.
Dat beide mogelijk zou kunnen zijn, én contact met haar broer én bij haar man zijn, én een mes én een witte vlag, past nog niet in het concept dat ze ooit moest maken om de wereld begrijpelijk te maken.
“Zie je wel, hij stapt achteruit”, zegt ze. “Stel dat jij een stap naar hem toe zou doen, met je witte vlag”, zeg ik. “Pffff…” zucht ze. Dan strekt ze zich op en zet een grote snelle pas naar voren. Een pas die er meer van weg heeft dat ze hem een kopstoot gaat verkopen. Ik moet er een klein beetje om lachen hoe ze dit doet. En het raakt me om te zien hoe vast ze zit in haar oude concept van vechten, waardoor zelfs zwaaien met een witte vlag er uit ziet als een aanval. Freek zet opnieuw een stap achteruit.
“Wacht even, dat zou ik een beetje anders doen,” zeg ik. Ze kijkt me aan en lacht. “Oh ja…”
Ze kijkt hem lang aan. In haar gezicht lopen angst en liefde, wantrouwen en verlangen dwars door elkaar. Haar ademhaling is schokkerig. Dan neemt ze een langzame stap. Een toenaderingspoging in plaats van een aanval. En ze beweegt haar hand met daarin de witte vlag voorzichtig omhoog. Zo staan ze een tijdje tegenover elkaar. En dan doet Freek een stap naar voren.
“En als je nou vanavond thuiskomt, dan lijkt het me wel een goed idee dat je je hoofd even op zijn borst legt”, zeg ik met een glimlach. “Trut”, zegt ze. En ik krijg een grote grijns en twee liefdevolle ogen.
*Al mijn blogs/artikelen zijn geplaatst met toestemming van de deelnemer/cliënt over wie ik schrijf.