Ik ontmoet haar opnieuw op de terugkomdag van een persoonlijk ontwikkeltraject. We werkten al eerder drie dagen met deze groep. De groep vroeg ons om een terugkomdag te organiseren en zo zitten we nu weer bij elkaar, bijna een jaar na de vorige trainingsdag. We, mijn collega Roos Woltering en ik, vragen de deelnemers in vijf zinnen te vertellen wat er speelt en welke stap ze vandaag zouden willen zetten.
Zij neemt als één-na-laatste het woord. Haar gezicht verstrakt voordat ze begint te praten. “Nou het was hier en daar op zich wel een pittig jaar”, zegt ze.
En ze vertelt over de zoektocht naar hulp voor haar oudste dochter en over hoe ze uiteindelijk een diagnose kregen. “En daarnaast hebben we een nieuwe directeur, die mijn direct leidinggevende is en ik vraag me sindsdien regelmatig af of ik mijn werk nog wel echt leuk vind en of ik nog wel op mijn plek zit.” Ze vertelt daar nog wat meer over, spreekt in hoog tempo en staccato en maakt nauwelijks oogcontact met de groep mensen om haar heen. “Maar goed”, zegt ze. “Er zijn ergere dingen natuurlijk.”
“Stop eens even”, zeg ik. “En kijk eens rond”. Ze glimlacht nerveus. “Eh, oké”, zegt ze en ze beweegt haar hoofd de kring rond, maar ik zie dat ze niet werkelijk kijkt. “Kijk nu eens echt”, zeg ik. “En vertel pas verder als je echt contact hebt.”
Ze ademt in en kijkt de andere deelnemers één voor één aan. Er komen tranen in haar ogen. “Pfff… het was eigenlijk gewoon een kutjaar”, zegt ze nu. “En ik weet even niet meer goed hoe ik verder moet.”
“Wat zou je willen?” vraag ik. Ze kijkt me lang aan. “Ik wil zo graag dat het leven weer wat lichter wordt. Dat ik weer plezier kan maken.”
“Dankjewel”, zeg ik. Soms duurt het even voordat mensen kunnen komen met waar het werkelijk om draait.
Pas wanneer je ten volle nee kan zeggen tegen een ander, kan je ook ten volle ja zeggen.
We werken op een mooie locatie in de bossen. Na de lunch nemen we de deelnemers mee naar buiten, het bos in om een korte ervaringsoefening te doen rondom hun eigen interne ‘ja’ en ‘nee’. We zetten de deelnemers in tweetallen tegenover elkaar en vragen hen vanuit hun tenen “Nee!” naar elkaar te roepen. En om van daaruit uiteindelijk bij hun interne “Ja!” te komen. Pas wanneer je ten volle nee kan zeggen tegen een ander, kan je ook ten volle ja zeggen.
En dan gaat het in deze oefening vooral over de diepere ja en nee in het contact. Het is niet zozeer een oefening om verfijnd nee te kunnen zeggen tegen een collega die werk op je bureau legt. En om de geluidsoverlast voor de groepen in de naastgelegen ruimtes wat te beperken doen we deze oefening buiten.
Ze roept nee met een hoog, wat iel kinderstemmetje. En na iedere nee giechelt ze als een klein meisje.
Een spannende oefening, die vaak eerst flink wat weerstand oproept. En die deelnemers vraagt om hun eigen schaamte toe te laten en er toch vol voor te gaan. En waarmee ik daardoor als trainer ook langs mijn eigen schaamte moet wanneer we de oefening uitleggen, de geschrokken blikken moeten incasseren en de oefening voordoen. Maar uiteindelijk altijd een ontroerende en meestal ook heilzame ervaring. Het is voor de meesten van ons heerlijk om opnieuw te leren ten volle ja en nee tegen een ander te kunnen zeggen. Zoals we dat ooit als peuter nog heel goed konden. Maar wat we vaak in de loop van onze geschiedenis wat verleren, doordat we leren ons aan te passen en in te slikken.
Ik zie hoe ze worstelt. Ze roept nee met een hoog, wat iel kinderstemmetje. En na iedere nee giechelt ze als een klein meisje. Ik ben geraakt door haar worsteling. En wat ken ik die zelf ook goed. Ook al ben ik van nature heel wat extraverter dan zij, ook ik heb zo moeten leren om voorbij mijn eigen schaamte en blokkades te gaan en niet al te stoppen vlak voor ik denk te gaan blokkeren.
Ik vraag haar of ik haar aan mag raken. Dat mag en ik pak haar vast om haar middel. “Ik doe even met je mee”, zeg ik. Vanuit mijn tenen brul ik mijn nee naar de deelnemer tegenover haar en ik krijg en keiharde nee terug. Zij schrikt van mijn kracht en volume, wurmt zich los en kijkt me met grote ogen aan. “Spannend hè?”, zeg ik. En ik moedig haar aan om het nog eens te doen.
Wanneer we de groep kort wat ervaringen hebben laten uitwisselen lopen we terug richting de trainingsruimte. De groep maakt een stuk meer geluid dan op de heenweg. Er wordt veel gelachen en er zijn een paar deelnemers die herfstbladeren naar elkaar gooien. Er is altijd wel een vorm van opluchting na deze oefening. Enerzijds ongetwijfeld omdat de oefening voorbij is, maar ook omdat die iets wakker maakt dat er daarvoor nog niet mocht zijn.
Ik laat het even stil zijn. Dan lach ik en geef ik haar een duw. Zacht genoeg om haar geen pijn te doen, maar stevig genoeg om haar te doen wankelen.
Op de terugweg lopen we langs een soort klein amfitheatertje, uitgegraven in het zand en gebouwd met houtblokken, midden in het bos. Ik herinner me haar vraag weer. Lichter leven en plezier hebben. En zoals ik haar net zag in de ja/nee oefening, ook een vraag die ergens gaat over weer leren spelen. “Dit lijkt me wel een goede plek voor jouw vraag”, zeg ik. De groep neemt plaats op de houtblokken die de tribune vormen.
Ik sleep een houten bankje dat er ook staat naar het podiumpje. “Kom je naast me zitten?” vraag ik. Ze neemt plaats naast me op het bankje en kijkt me met twee grote vragende ogen aan. Ik laat het even stil zijn. Dan lach ik en geef ik haar een duw. Zacht genoeg om haar geen pijn te doen, maar stevig genoeg om haar te doen wankelen. Ze giechelt en er ontstaat een twinkeling in haar ogen. Ze geeft me een duw terug. Ook ik moet weer lachen en ik duw haar weer. Zo gaat het een paar keer heen en weer. Haar ogen die eerst vragend keken, kijken nu uitdagend. “Leuk hè, spelen?” zeg ik. Ze knikt nadrukkelijk.
“Hoe oud was je toen je besloot te stoppen met spelen?” vraag ik. “Een jaar of tien”, zegt ze, zonder dat ze daar erg lang over na hoeft te denken. “Voor wie ben je gestopt?” vraag ik. “Voor mijn ouders”, zegt ze. “Die hadden het al zo zwaar met zichzelf en met mijn broertje, dat ik toen maar ben gaan zorgen dat ze zich niet ook nog druk hoefden te maken over mij. Ik ben toen heel serieus geworden en heel hard gaan leren op school en daarna ook nog tijdens mijn studie.” “Dus je bent gestopt met spelen uit liefde?” vraag ik. “Ja”, zegt ze. En ik zie ook de liefde in haar blik als ze dat zegt. “Dat is wel een hoge prijs”, zeg ik. “Ja, dat klopt”, zegt ze en ze laat haar schouders wat naar beneden zakken.
We werken tijdens deze dagen ook regelmatig vanuit het systemisch gedachtengoed, met familie- en organisatieopstellingen. Daarbij vragen we de vraagsteller om andere deelnemers te kiezen die iemand of iets representeren rondom hun vraag en om die representanten in de ruimte op te stellen. Een krachtige werkvorm die helpt om de onderliggende en vaak nog verborgen dynamiek onder een vraag snel en helder in beeld te brengen. En die ervoor zorgt dat we kunnen werken in de ervaring, omdat daar zoveel meer gebeurt dan wanneer we er enkel over blijven praten.
Ik vraag haar iemand uit te kiezen die haar vader representeert, iemand die haar moeder representeert en iemand voor het tienjarige kind dat ze ooit was. Met heel wat minder aarzeling dan ik eerder van haar heb gezien vandaag, geeft ze de representanten een plek op het podium. Ze zet haar ouders wat van elkaar vandaan. En het tienjarige meisje voor hen. Ik laat haar het beeld dat ze net zelf heeft gecreëerd bekijken. “Wat zie je?” vraag ik.
“Een kind dat heel graag plezier wil maken en wil spelen”, zegt ze zacht. Ik zet haar naast de deelnemer die het tienjarige kind representeert. Ze pakt haar hand vast en samen kijken ze naar haar ouders. Hoe zou het zijn om te zeggen: “Papa en mama, ik ben uit liefde voor jullie gestopt met spelen en nu ga ik weer opnieuw leren spelen, ter ere van jullie.” Ze knikt en spreekt deze zin uit naar de representanten die haar ouders verbeelden. Ze knikt opnieuw, haar mondhoeken krullen omhoog en ze kijkt me met een vrolijk gezicht aan.
Dan kan ik me wel voorstellen dat je je afvraagt of je je werk nog wel leuk vindt”, zeg ik.
“En dan is er ook nog een nieuwe directeur” zeg ik. Kies maar iemand die hem kan representeren. Ze kiest een deelnemer uit en geeft ook hem een plekje op het podium van het amfitheater. Ik neem haar en het tienjarige kind mee en zet hen tegenover de directeur.
“Wat van wat je net hebt gezien en ervaren herhaal je nou met deze man?” vraag ik. Ze begint weer hevig te knikken, ze zucht en zegt: “Ik heb voor hem ook mijn plezier en mijn speelsheid opgegeven en ben heel serieus en heel hard gaan werken om het goed te doen voor hem.” “Dan kan ik me wel voorstellen dat je je afvraagt of je je werk nog wel leuk vindt”, zeg ik.
“Nu je dit weet, wat zou je tegen hem willen zeggen?”, vraag ik. Ze denkt even na, haalt diep adem en zegt dan: “Ik doe heel serieus mijn werk, maar ik ga daarnaast ook lol hebben tijdens mijn werk. En een beetje spelen”. “Goed plan”, zeg ik.
“En of dat betekent dat je daar goed op je plek zit, dat kan ik je niet vertellen, maar dit lijkt me in ieder geval het proberen waard”, zeg ik en ik geef haar tot slot nog een flinke duw. Die beantwoordt ze met een stevige duw en een stralende glimlach.
In ons werk herhalen we met grote regelmaat de patronen die we in onze geschiedenis hebben ontwikkeld. Met name de relatie met leidinggevenden is een grote trigger om de relatie met onze ouders in te herhalen. Zo kom ik regelmatig mensen tegen die van baan naar baan gaan en telkens weer een leidinggevende tegenkomen waarbij ze zich niet gezien, niet gehoord, angstig of onderdrukt etc. voelen. Of ze zijn ooit boven hun ouders gaan staan en kunnen van daaruit de autoriteit van hun leidinggevende niet verdragen. Soms denken ze dan: wat een pech dat ik nou alwéér een leidinggevende tref die niet deugt. Of alwéér een leidinggevende die zo met mij omgaat. Maar heel vaak is dat geen pech en ook geen toeval. Wanneer je deze dieper liggende patronen blootlegt worden de overeenkomsten met je geschiedenis zichtbaar en voelbaar. Dat stelt je in staat om wat ruimte te creëren tussen verleden en heden. Van daaruit kun je gaan zien in hoeverre je ervaring gekleurd wordt door je geschiedenis en welk deel ervan herhaling is van iets ouds. En niet zelden blijkt die leidinggevende dan ineens best wel oké. Of in ieder geval meer oké dan je voorheen dacht. Alle blogs/artikelen zijn geplaatst met toestemming van de hoofdpersoon.