De echte reden dat je het werk doet dat je doet

Ik ontmoet haar in een meerdaags programma over persoonlijk leiderschap. Ze is hoofdredacteur bij een grote uitgeverij. Stil zit ze in de kring. Iedere keer dat ik haar aankijk geeft ze me haar allerliefste glimlach.
De andere deelnemers vertellen. Sommigen alsof ze jarenlang hebben moeten zwijgen en nu eindelijk hun verhaal mogen doen.

Mijn collega trainer en ik luisteren en heten welkom. De verhalen geven ons de informatie die we nodig hebben om verderop in het programma de juiste interventies te kunnen doen.

Zij geeft zichzelf maar een paar zinnen spreektijd. Ze praat zacht en ik beweeg naar voren om haar goed te kunnen verstaan. Dan geeft ze de beurt snel door aan een volgende deelnemer. Ze laat zich diep raken door de verhalen van anderen. Zelf zegt ze nog altijd bijna niets, maar ze geeft vol haar steun door te kijken met vochtige ogen en weer die allerliefste lach.

Ik betrap mezelf op de gedachte dat zij wel binnen boord is. Ik hoef maar even naar haar te kijken om te zien dat ze volledig aangehaakt is. Als het even spannend wordt, kan ik bij haar weer zo’n heerlijke bemoedigende glimlach gaan halen.

Die andere deelnemer recht voor me in de kring daarentegen kijkt me met priemende ogen aan. Wanneer ik vertel over hoe we terug zullen kijken in ieders geschiedenis om te zien hoe oude patronen een rol spelen in het hier en nu, trekt ze opzichtig haar wenkbrauwen op. Voor ik er erg in heb, heb ik haar als “gevaarlijk” bestempeld. Als we die maar binnen boord krijgen…

En ineens zie ik haar weer voor me. Die lieve stille glimlach. En ik schrik. We zijn haar vergeten! En ze heeft al die tijd stilletjes glimlachend haar beurt afgewacht.

We hebben een prachtige eerste dag. In de middag werk ik intensief met de dame met de priemende ogen. Die tot mijn opluchting haar hart opent en volledig instapt. Die avond loop ik tevreden naar mijn hotelkamer. Onder de douche laat ik de dag als een film weer voorbij komen. Wat was het af en toe spannend. En wat ben ik trots op hoe we hebben gewerkt met “de vijand”. Ik kijk in gedachten weer de kring rond en zie de gezichten van alle deelnemers voorbij komen. Ik hoor flarden van de verhalen. Ik zie de geraaktheid in de gezichten en ook de onverwachte kracht die sommigen vonden. En ineens zie ik haar weer voor me. Die lieve stille glimlach. En ik schrik. We zijn haar vergeten! En ze heeft al die tijd stilletjes glimlachend haar beurt afgewacht.

Ik baal. Hoezeer ik dat ook niet wil, ik heb toch weer die ochtend de kring rondgekeken en binnen enkele seconden bepaald wie mijn vrienden en wie mijn vijanden zijn. De grootste vijand wordt dan mijn trofee. Pas wanneer ik die binnenhaal ben ik echt een goede trainer. Ik ben op volle kracht op oorlogspad gegaan om met al mijn liefde, stevigheid en mijn mooiste interventies de vijand onschadelijk te maken. En in het heetst van de strijd ben ik haar vergeten.
Ik probeer mezelf gerust te stellen met de gedachte dat we nog een paar dagen hebben, maar het duurt toch lang voordat ik in slaap val.

“Als jij niet roept, dan vergeet ik je per ongeluk”, zeg ik.

De volgende ochtend zie ik haar als eerste. Ze zwaait vrolijk naar me bij het ontbijtbuffet en ik zwaai terug. Ik stap op haar af en ik vertel haar wat ik me de avond daarvoor onder de douche heb gerealiseerd. “Als jij niet roept, dan vergeet ik je per ongeluk”, zeg ik. “Mijn eerste neiging is nu om je regelmatig te roepen vandaag en je veel aandacht te geven. Maar daar heb je geen zak aan, want dan ontneem ik je de kans om zelf te leren roepen.” “Dus ik wil je uitnodigen om vandaag veel te oefenen met roepen. Veel harder en vaker dan comfortabel voor je voelt.”

“Oke”, zegt ze zacht en ze lacht weer haar inmiddels vertrouwde lach. Maar ze doet het niet. En waar ik me gisteren nog schuldig voelde over het feit dat ik haar niet actiever heb betrokken, realiseer ik me nu dat dit het beste is dat ik voor haar kan doen. Wachten. Wachten tot zij komt.

Haar lichaam verandert in dat van een kind van zes dat tegen haar zin een spreekbeurt moet houden.

Die middag werken we met storytelling. Ze worstelt. Haar tengere lijf protesteert hevig, zelfs nog voor ze een woord heeft gezegd. Haar lichaam verandert in dat van een kind van zes dat tegen haar zin een spreekbeurt moet houden. Ik vraag haar waar in haar lijf het blokkeert. Ze wijst naar haar keel. Ik vraag haar hoe ze het kent dat het daar zo op slot is gegaan. En dan begint ze te vertellen. Een prachtig verhaal over een lieve, maar dominante moeder, die veel aandacht opeiste. Over de eindeloze verhalen en klaagzangen die haar moeder tijdens het eten hield. Over haar broertje die dan woest werd en wegliep en over haar vader die wel bleef zitten, maar innerlijk allang vertrokken was. En over hoe zij als meisje haar moeder liefde gaf door aan tafel te blijven zitten, te luisteren en bemoedigend te glimlachen.

Na afloop kijkt ze me met rode wangen aan. “En?” vraag ik. “Lekker!” zegt ze enigszins beschaamd.

Terwijl ze vertelt coach ik haar om meer volume te maken en fysiek volledig het podium te pakken. Niet omdat ze technisch moet leren om harder te praten, want er is niks mis met haar stem. Wel omdat het voor haar zo’n klus is om ruimte te nemen. Om “aan de beurt” te zijn en om daarin vol haar plek in te nemen. Om haar een ervaring te bieden die haar lijf op kan slaan om later opnieuw te gebruiken.
Na afloop kijkt ze me met rode wangen aan. “En?” vraag ik. “Lekker!” zegt ze enigszins beschaamd.

We kijken die middag ook naar welke “gave” de deelnemers in hun gezin van herkomst hebben ontwikkeld en welke “opgave” daar automatisch bij hoort. En hoe deze zich steeds weer aandienen in hun persoonlijke en professionele bestaan.
“Wat doen meisjes die steengoed zijn geworden in het geven van ruimte aan verhalen van anderen?”, vraag ik haar. “Die worden hoofdredacteur”, zegt ze lachend. “En wat moeten die meisjes leren?” vraag ik. “Om ook hun eigen verhalen te vertellen” zegt ze. En zo is het.

Aan het eind van de tweede dag geven we de deelnemers de opdracht om in zeven minuten een gedicht te schrijven met de titel “Daar ga ik”. Dit is wat ze schrijft:

Daar ga ik

Daar ga ik met hernieuwde kracht
en moed. Het kiezelpad kronkelt
voor me uit. Ik kan niet goed zien
waarheen het leidt, maar dat geeft niet.
Nu ik méér stem heb kan ik ook
eens roepen en dan zullen er vast
mensen zijn die komen om
mijn last wat te verlichten,
me toe te juichen of te zingen.
Met meer geluid uit mijn keel
durf ik meer te zijn wie ik al was,
meer te tonen wie ik al ben en
met trots en plezier te leven,
te dansen en te zingen.

Het raakt me steeds weer opnieuw om te zien hoe mensen ertoe zijn gekomen te doen wat ze doen. Het werk waar we voor kiezen is vaak lang niet alleen het gevolg van opleiding en logische carrièrestappen. Je kan je zelfs afvragen of we het werkelijk zelf hebben gekozen, of dat het werk ons als het ware heeft uitgekozen.

In ons werk kunnen we vaak onze grootste gave kwijt. En die grote gave leren we meestal al heel jong. Ik heb al vele accountants ontmoet die ergens in hun geschiedenis iets hadden met de dingen “kloppend” maken. Artsen die als kleine kinderen al besloten het te willen winnen van de dood. En trainers die al heel jong leerden om te zien wat zich onder de oppervlakte afspeelde. Ik noem natuurlijk geen namen… 

In die grootste gave zit ook onze grootste opgave verborgen. Die accountants moeten soms leren dat niet alles kloppend te krijgen is (en dan doel ik niet op de cijfers). Die artsen moeten soms leren dat niet alles te helen is. En die trainers – ik noem nog steeds geen namen – dat iemand die niet direct onder de oppervlakte laat kijken niet meteen de vijand is.

Waar loop je tegenaan?

Deel het met ons, verhelder je vraagstuk en onderzoek wat een passende vervolgstap is. Dat doen we met liefde. En kosteloos.  

Wil je ook stappen zetten in je leiderschap of persoonlijke ontwikkeling? Bekijk dan ons aanbod.

Geen blogs missen?