De geboorte van een leider

Twee opvallend zachte blauwe ogen kijken me zoekend aan als hij de trainingsruimte binnenkomt. Hij kijkt bedenkelijk naar de stoelen die in een kring staan. Stoere vent om te zien. En hij bezoekt overduidelijk met enige regelmaat de sportschool. Als hij op me afloopt spant hij zijn borstkas wat op en geeft me een stevige hand.

Ik open de eerste dag van een tweedaags programma dat zich richt op het vergroten van de bewegingsvrijheid in sociale interactie en dat onderdeel is van een groter persoonlijk ontwikkeltraject. Twee dagen lang kijk ik intensief met deelnemers naar hoe ze contact maken, hoe ze uit contact gaan, wat ze tegenkomen in de ogen van de ander en hoe ze hun plek innemen in en voor groepen.

Dit is zijn eerste training, hij weet niet zo goed wat hij moet verwachten en hij is bang dat het nogal zweverig is zegt hij tot slot.

Hij is de laatste die het woord neemt in het voorstelrondje. Met een uitgesproken en charmante Amsterdamse tongval vertelt hij wat hem hier brengt. Hij is brandweerman en hij kan niet zo goed “over gevoelons te praten enzo”. Het is nogal een mannenwereld en dat doen ze daar niet. Hij kijkt meestal eerst de kat uit de boom en laat zichzelf daardoor te weinig zien zegt hij. Hij wil heel graag doorgroeien naar een leidinggevende functie en heeft daar al twee keer op gesolliciteerd. Maar dat “werd ‘m steeds niet.” Nu denkt hij of ze het misschien niet in hem zien, omdat het er ook niet in zit. Dat hij gewoon geen leider is.

Dit is zijn eerste training, hij weet niet zo goed wat hij moet verwachten en hij is bang dat het nogal zweverig is zegt hij tot slot. Tijdens het vertellen wiebelt hij onrustig met zijn benen en wriemelt hij met zijn handen. Ik vraag hem hoe het voor hem is om dit aan de groep te vertellen en hoe het is om nu contact te maken met de groep. “Spannond” zegt hij.

Bij de mededeling dat iemand niet van zweverig houdt moet ik mezelf altijd even terugroepen om mezelf toestemming te geven het gewoon zo te doen als ik het doe en daar vol voor te gaan staan. Zweverig of niet. Als ik dat niet doe ga ik proberen in de smaak te vallen, dan word ik voorzichtig en dan krijgt de groep me eigenlijk maar half.

Ik betrap mezelf er op dat de kwaliteit van zijn feedback me verrast.

Hij gaat fanatiek aan de slag met de oefeningen die volgen. En tussendoor schrijft hij veel in zijn opschrijfboekje. Het valt al snel op dat hij prachtige feedback kan geven aan zijn mededeelnemers. Waar anderen soms nog wat blijven steken in vooral vertellen wat ze ergens van vinden of meteen met oplossingen komen hoe het beter kan, beperkt hij zich tot het benoemen wat hem raakt in wat hij de anderen ziet doen. Dat hij een man van weinig woorden is helpt hem hierin. Omdat hij daardoor zonder omwegen steeds in een of twee zinnen direct tot de kern komt. Hij heeft zelfs het lef een nogal krachtig overkomende mededeelnemer te vertellen dat ze zo sterk is, dat hij bang van haar wordt.

Ik betrap mezelf er op dat de kwaliteit van zijn feedback me verrast. Enigszins beschaamd bedenk ik me hoe ik hem daarin onderschat heb. En ik bedenk me dat dat vermoedelijk precies is wat hem steeds op zijn werk overkomt. Dat hij onderschat wordt. En dat hij op het eerste gezicht niet de leidinggevende kwaliteiten bezit die hij wel degelijk heeft. En zo heb ook ik hem onderschat.

Ik complimenteer hem met de manier waarop hij feedback geeft. Hij kijkt me verrast aan, glimlacht dan ongemakkelijk en slaat verlegen zijn ogen neer. Ik zie even een jongetje van acht dat niet weet wat hij met de situatie aan moet. Klaarblijkelijk is degene die hem het allermeest onderschat hijzelf.

Mijn andere hand leg ik op zijn borstkas. Zijn hart klopt als een bezetene. “Als je contact wil maken, dan moet je leren om het hier weer open te zetten”, zeg ik.

We werken met het “onder ogen komen” van een groep met je eigen verhaal. Dat vindt hij “retespannond”. Hij gaat staan voor de groep en ijsbeert heen en weer. Hij maakt aanstalten om te gaan vertellen, maar de woorden stokken. Ik zie hoe hij zijn borstkas nog verder opstrekt en vastzet en bijna stopt met ademen. Ik ga naast hem staan. “Mag ik je aanraken?” vraag ik. “Jahoor, je doet maar.” Ik pak met mijn ene hand zijn hand vast en voel hoe klam die is. Mijn andere hand leg ik op zijn borstkas. Zijn hart klopt als een bezetene. “Als je contact wil maken, dan moet je leren om het hier weer open te zetten”, zeg ik. En even maak ik me weer zorgen of hij nu niet af zal haken, omdat hij me te zweverig vindt. “Nu zet je het hier op slot.” “Snap je wat ik daarmee bedoel?” vraag ik. Hij knikt en terwijl ik in zijn glinsterende blauwe ogen kijk, zie ik dat hij heel goed snapt waar het over gaat.

“Kijk eens naar je publiek” zeg ik. Met moeite heft hij zijn hoofd op en zeven paar ontroerde ogen kijken hem aan.

Ik vraag hem om zijn borstkas open te zetten, dan contact te maken met de groep en van daaruit te vertellen. Ik blijf mijn hand op zijn hart houden terwijl hij begint te vertellen. Over hoe hij met zijn collega’s in actie kwam tijdens de crash van het toestel van Turkish Airlines. Over hoe ze het vliegtuig binnenkwamen en over de verschikkingen die ze daar aantroffen. Over de kritiek in de media na afloop en over hoeveel pijn die heeft gedaan. En over hoe mooi het is om een mensenleven te redden. Terwijl hij vertelt lopen de tranen over zijn wangen. Na zijn laatste zin volgt een diepe snik. Hij kijkt naar de grond. “Kijk eens naar je publiek” zeg ik. Met moeite heft hij zijn hoofd op en zeven paar ontroerde ogen kijken hem aan. Weer volgt een diepe snik. “Ik wil niet dat ze me zo zien”, zegt hij. “Ik kom uit een gezin met drie broers en mijn beide ouders hebben me nooit voorgedaan hoe ik dit moet doen, omdat het hen ook nooit is voorgedaan.”

“Moet je je voorstellen, dat je ooit je manschappen zo toespreekt”, zeg ik.

Dan vermant hij zich, wrijft de tranen uit zijn ogen en zegt: “Ik wil nog wel even zeggen dat ik nu niet loop te janken omdat ik getraumatiseerd ben door die ramp ofzo.” “Ik jank gewoon omdat ik het zo spannond vind om dit te laten zien.” “Waarvan akte.” zeg ik met een glimlach.

Wanneer ik de training heb afgerond en afscheid heb genomen van alle andere deelnemers, blijft hij nog even hangen in de trainingsruimte. Wat onhandig beweegt hij zijn bovenlijf heen en weer. Dan strekt hij zijn armen uit en loopt resoluut op me af. “Kom hier” zegt hij. En ik krijg een warme omhelzing, gevolgd door weer een diepe snik. “Pfff… wat een toestand.” zegt hij hoofdschuddend.

Ik kijk hem aan en zeg: “Ik heb vandaag een leider geboren zien worden.”

Alle blogs/artikelen zijn geplaatst met toestemming van de hoofdpersoon.

Waar loop je tegenaan?

Deel het met ons, verhelder je vraagstuk en onderzoek wat een passende vervolgstap is. Dat doen we met liefde. En kosteloos.  

Wil je ook stappen zetten in je leiderschap of persoonlijke ontwikkeling? Bekijk dan ons aanbod.

Geen blogs missen?